Zwemdiploma’s en hun verschillen

In Nederland wordt het ABC diploma principe standaard gehanteerd om te leren zwemmen. Kinderen leren op school al zwemmen door wekelijks zwemlessen te volgen. Elk diploma heeft bepaalde eisen die wettelijk worden erkent.

Kinderen en volwassenen mogen zonder hulpmiddelen zoals zwembandjes het water in met een erkend zwemdiploma. Maar wat zijn eigenlijk de onderlinge verschillen tussen zwemdiploma’s? Hieronder kun je daar meer over lezen.

Diploma A

Het A diploma is het eerste diploma waarover het kind moet beschikken om veilig het water in te kunnen. Zodra het kind in het water valt met kleding aan, moet hij boven water kunnen blijven door middel van watertrappelen en draaien met armen en benen. Minstens 1 soort zwemslag is vereist voor dit diploma. Dat mag de schoolslag zijn, de borstcrawl, enkele rugslag en rugcrawl. Ook uit het water klimmen moet hij zelfstandig kunnen. Hij moet weten hoe hij goed het water in kan en ook ergens doorheen kan zwemmen onderwater. De basis-oriëntatie onder water moet goed zijn. Met minstens 1 basis zwemslag moet ook een basisafstand kunnen worden gezwommen. Daarover moet de zwemtechniek ook voldoende zijn. Hij moet de zwemslag goed kunnen uitvoeren over een bepaalde afstand. Ook drijven is vereist. Dit zijn zowel buik als rug drijven. Het kind kan zelfverzekerd het water in zonder angst of paniek. 

Diploma B

De basisvaardigheden van het B zwemdiploma uit A moeten al aanwezig zijn bij het kind. Verder moet het kind met een B diploma vanaf de kant technisch goed onder water kunnen duiken en door een object onderwater heen kunnen zwemmen zonder boven te komen. Hij moet alle 4 zwemslagen beheersen en deze over een lange baan in het zwembad vol kunnen houden. De conditie moet dus voldoende zijn om met deze slagen de afstand te behalen. Bij diploma A is dat een basisafstand. Bij B is het een langere afstand. Hij moet ook een drijvend voorwerp kunnen lokaliseren en er naar toe zwemmen om er op te klimmen en uit te rusten. Dit kan een vlot zijn in het water of een mat. Ook rug drijven is belangrijk, samen met een zelfverzekerde manier van zwemmen. Verder moet het kind met zowel benen als armen watertrappen en zichzelf naar de bodem verplaatsen en daarna weer omhoog komen.

Diploma C

Bevat alles basisvaardigheden uit diploma A en B. Maar hier is een extra goede conditie van groot belang om minimaal een zwemtechniek goed vol te kunnen houden over een grotere afstand. Ook moet het kind met kleding naar een voorwerp toe zwemmen wat drijft en erop klimmen. Het moet met kleren aan kunnen drijven op de rugzijde. Het verplaatsen moet extra soepel gaan. Dus makkelijk draaien van buik naar rug in het water. Ook met kleding aan. De techniek omtrent de 4 zwemslagen moet zeer goed zijn. Ook onderwater zakken en bovenkomen met kleren aan is een eis van dit diploma of door een object zwemmen. Hier ligt het niveau van vertrouwd zwemmen het hoogste.